Wanneer Cornelis van Groenevelt terugkeert naar Holland van zijn reis door Frankrijk is niet precies bekend, maar op 2 juli 1646 is hij in Haarlem. Daar tekent hij bij notaris Jacob Schoudt een overeenkomst met zijn vader, Jacob Gerritssen van Groenevelt. Hij verklaart hem jaarlijks 100 gulden uit te zullen betalen. De overeenkomst is niet bewaard in de protocollen van notaris Schoudt (1), maar wordt vermeld in een Haagse notariële akte van 24 januari 1652. Hierin verklaren Pleuntge, Gert en Jan, zus en broers van Cornelis van Groenevelt, van hun neef, de biersteker Johan Colijn, 200 gulden geleend te hebben. Op 12 juni 1651 was dat honderd gulden ten behoeve van de begrafenis van hun moeder Burchje Jans. Daarna nog eens honderd gulden voor de begrafenis van hun vader Jacob Gerritssen van Groenevelt. Ze komen overeen het bedrag uiterlijk 31 maart 1652 terug te hebben betaald. Als onderpand van de lening dient met name de notariële akte uit 1646. Daaruit blijkt dat hun broer Cornelis jaarlijks op 24 juni een bedrag van 100 gulden zal uitkeren aan zijn vader. Sinds 1646 is dat echter enige jaren niet gebeurd vanwege de ‘uitlandigheid’ van Cornelis van Groenevelt. Dit geld hebben de erfgenamen dus nog te goed (2).
1) Niet teruggevonden tussen de akten van notaris Jacob Schoudt die voor het jaar 1646 bewaard zijn gebleven (Noord-Hollands Archief, Archiefnummer 1617, ONA 121 (8 januari 1641-21 december 1650).
2) “Op huijden den 24 Januarij 1652 Compareerden voor mij Hendrick van Nijburch openbaer notaris bij den Hove van Hollandt, geadmitteert in s’Gravenhage residerende, ende voor de getuijgen naer genoemt, Pleuntge van Vosdingen, huijsvrouwe van Sacharias van Vosdingen, naergelaten dochter van Jacob Gerritssen van Groenevelt zal. in desen geassisteert, overmits d’absentie van haren man, [wel mij notario voorende?] Gerrit ende Jan Jacobsen van Groenevelt gebroeders tesamen naer gelaeten kinderen van voorn[oemde] Jacobs Gerritss van Groenevelt alle geprocureert bij Burgje [in marge: Burchje] Jans haeren zal. moeder, de welcke gesamentlijcken ende elcxs int besonder bekenden wel ende deuchdelijcken schuldich te zijn aen Sr. Johan Colijn biersteecker alhier haren neve, de somme van twee hondert car. guldens te XL grooten t’stuck, spruijtende ter saecke van deuchdelijcke geldende ende aangetelde penningen bij hen comparanten ten dancke genoten ende geprouffiteert tot betalinge van haeren zal. moeder ende vaders begraeffenisse (renunchierende derhalve d’exceptie van ongetelde gelden) waer van zij comparanten verclaerden d’eerste hondert car. guldens genoten te hebben, den 12 Junij 1651 tot de begraeffenisse van voornoemde Burchje Jans haer zal. moeder, ende de andere hondert guld[en] tot begraeffenisse van hare zal. vader t saemen de voorschr[even] twee hondert gulden makenende[?]
Beloovende sij respectieve comparanten te saemen, ende elckx int besonder, de voorsch[reven] somme van twee hondert car. guldens minne [?] v[oor]s[chreven] [?] voorn[oemde] Colijngen (offe dese zijne actie verkregen hebbende) wederomme te sullen restituieren ende betaelen tot vermaeninghe offe ten langsten den lesten maert toecomenens sonder eenige interest, daer onder verbindende zij comparanten sonder te samen ende elcxs int besonder, haer persoonen [f. 262v] ende goederen, roerende ende onroerende ende present ende toecomenende, egeen wuytgesondert d’selve subjecterende rechten ende rechteren ende speciaelijcken den Hove van Holland ende voornamentlijck soodanigen notariale acte, zijnde een donatie inter vivos, gepasseert binnen der stadt Haerlem voor den notaris Jacob Schoudt, by d’heer Corn[elis] van Groenevelt, op Jacob van Groenevelt, zyne vader, inhoudende een somme van hondert car. gul. jaerlicxs die den voorn[oemde] heer Corn[elis] van Groenevelt gehouden es, volgende de voors[chreven] acte, opten 24 Junij aen zijnen vader te voldoen, waer van nu eenige jaren vervallen zijn, die overmits d’uijtlandicheyt van d’voorn[oemde] heer Corn[elis] van Groenevelt noch te betalen staen, wesende de voors. notariale acte van date den 2e Julij 1646, onder den voorn[oemde] Colijngen es berustende casserende mitsdien hiermede soodanigh hantschrift bijde voorn[oemde] Pleuntgen van Vosdingen opden 12 Junij 1651 ter somme van hondert guld[en] aenden voorn[oemde]. Colijngen gegeven, als zijnde in desen gecomprehendeert.
Aldus sonder franck ende couee mij notaris hier te maken ende leveren acte in forma. Aldus gedaen ende gepasseert ter presentie van Harmen vn Bruns ende Michiel Berkel als getuijgen opt hier voorschren sacke die.
Pleuntien van Vosdingen
Gert Jacopse Groenevelt
Dit merck is gestelt bij Jan Corn[eli]s [sic] van groenevelt [hakenkruis]
Als getuijgen
Herme Bruynseel
Meijchgeijl Büchell
[latere aantekening:] Hier van dubbelt gelevert aen Colijngen den Xen october 1652”
Uit Gemeentearchief Den Haag, notaris Hendrick van der Nyburgh, ONA 127, f. 262-262v “Obligatie ten behouve van Johan Colijn biersteker”. Met dank aan Marten Jan Bok.