Stadhouder Frederik Hendrik (1584-1647) heeft exotische dieren besteld en ook bijzondere dieren als geschenk ontvangen. In 1630 krijgt hij uit Nederlands Indië een gespikkeld hert, een steenbok, twee witte kaketoes, een jonge olifant en twee “zuidlandse katten” toegestuurd. Vast staat dat de olifant de lange reis niet heeft overleefd. Opnieuw worden dieren gestuurd naar de stadhouder en die zending arriveert in juli 1633 in de haven van Amsterdam. Behalve de olifant (Hansken) is er ook een gespikkeld hert, een luipaard en een kasuaris aan boord van de zeilschepen. Het hert wordt helaas door de olifant doodgedrukt en de luipaard vermorzelt een kasuaris. Een jaar later worden olifant en luipaard door de Engelse reiziger William Brereton gezien achter de paardenstallen bij het buiten Rijswijk gelegen Huis ter Nieuburg van Frederik Hendrik. In 1630 had Frederik Hendrik een chimpansee uit Afrika geschonken gekregen en van de koning van Perzië kreeg hij eens een kameel.
Dit alles lijkt er op alsof de stadhouder dieren verzamelde en in een menagerie onderbracht. In de beschrijving van Brereton is echter geen sprake van een menagerie. En bekend is uit de aantekeningen van de Harderwijkse burgemeester Ernst Brinck dat Frederik Hendrik de olifant voor zijn eigen plezier hield maar ook afstand deed van zijn dieren. Afstand deed de stadhouder in elk geval van de olifant, de kameel en de chimpansee. Had Frederik Hendrik eerst de intentie om er, net als andere vooraanstaande Europese vorsten, een menagerie op na te houden en zag hij later van dit voornemen af?