Stadhouder Frederik Hendrik had in 1629 de gouverneur-generaal in Indië gevraagd om een olifant en andere exotische dieren naar Holland over te brengen. Een eerste zending mislukt. Bij de tweede poging worden de dieren vervoerd aan boord van een van de zeven VOC-schepen onder het commando van de eveneens terugkerende gouverneur-generaal Jacob Speckx (1). Aangezien de exotische dieren, waaronder Hansken, in juli 1633 in Amsterdam aankomen moeten ze vervoerd zijn door een van de schepen van de Kamer Amsterdam. Van de vloot behoren drie schepen aan deze Kamer. De Amboina was vertrokken uit de Indiase kustplaats Surat, de twee andere, de Zutphen en de Prins Willem, uit Batavia in december 1632. Van deze schepen, die dus meer dan een half jaar onderweg waren, zijn geen journaals bewaard (2). Het is niet bekend aan boord van welk schip Hansken vervoerd werd, maar dat zal het schip Zutphen of het schip Prins Willem, zijn geweest, aangezien het verzoek van de stadhouder gericht was aan het bestuur van Indië dat in Batavia gehuisvest was, en de exotische dieren eerst bij elkaar gebracht moeten zijn. Een olifant aan boord zorgde voor aparte problemen. Het dier had ruimte nodig om te staan en consumeerde veel voedsel en water. De reis ging via Kaap de Goede Hoop waar de schepen begin maart aankwamen en tot 25 maart 1633 voor anker lagen (www.vocsite.nl schepenregister).
1) “Ladinghe van seven Oost-Indische Schepen, ses comende van Batavia, ende een van Suratta, te weten: dese navolghende, Prins Willem, Hollandia, Zutphen, AEmelia, Rotterdam, Hoorn, ende Amboina, onder ’t commandement van den Heer Generael Specx.” Uit: Jan van Hilten, Courante uyt Italien ende Duytschlandt, &c., Amsterdam, 16 juli 1633.
2) J.R. Bruijn e.a., Dutch-Asiatic shipping in the 17th and 18th centuries, 3 (‘Homeward-bound voyages from Asia and the Cape to the Netherlands 1597-1795’), Den Haag 1979, pp. 36-37).