Stadhouder Frederik Hendrik had Hansken in 1636 geschonken aan Johan Maurits die haar vervolgens verkocht (1). Het is dus onwaarschijnlijk dat de olifant, die vermoedelijk al sinds eind 1633 in Rijswijk was, daar in 1637 nog altijd verbleef. Toch had haar verblijf in dat jaar nog een staartje. Wie de olifant wilde zien, moest doneren ten bate van de armen. Zoals ook blijkt uit archiefstukken van de Diaconie Nederlands Hervormde kerk te Den Haag waren de opbrengsten aanzienlijk. Abraham Dircksz van Leeuwen, de in 1650 overleden predikant van Rijswijk, zou zich 1500 gulden uit die opbrengsten hebben toegeëigend. Deze beschuldiging staat in een Vlaams geschrift uit 1648, waarin de schijnheiligheid van protestanten wordt gehekeld. Toen de diefstal uitkwam, moest de predikant 700 gulden teruggeven en op de kansel voor zijn eigen gemeente schuld bekennen. De anonieme auteurs verwijzen in de marge naar hun bron, het protocol van Delfland uit het jaar 1637 (2).
1) “Desen Elephant heeft de Prince van Oragnien anno 36. vereert aen Graf Maurits van Nassouwen, die den selven naderhandt verkoft heeft voor 8000 gulden an een seker man, die over al trock, ende liet hem om gelt sien. Men wil seggen, hij dat hij naderhant wederom is vercoft voor 20 M gulden ende dat hij daerop mochte winnen 6000 gulden. Desen Elephant verstonde ende dede bij nae alles wat hem sijn meister gebode, twelck dan te verwonderen was dat soo een plomppe beest sulck een cloeck verstant hadde.” Notitie Ernst Brinck, Gemeentearchief Harderwijk, inv.nr. 2060, stuk XVII (op los blaadje).
2) 37. Legende van Abraham Dircksz. van Leeuwen Predikant tot Ryswyck.
[In de marge: Siet het protocol van Delf landt op ’t Iaer 1637.] Anno 1637 hadde den Prins van Orangien een Olyphant tot Ryswyck, dicht aen s’Gravenhage, den welcken soo wie besien wilde, moest yet offeren tot voordeel vande Aelmoessenier-kamer aldaer. Den Predikant aldaer Abraham Dircksz. (noch levende) bekent hebbende die offer-kist al te wel gespect te wesen, heeft somtijts sijn lege handen daer in wat laten gaen grabbelen, en dat so ruyterlijck, dat hy daer met verloop des tijdts ontrent vijfthien hondert guldens uyt ghelicht heeft: doch eyndelijck daer op betrapt, en overtuyght zijnde, is van sijn kerckenraet ghecondemneert tot restitutie van seven hondert guldens: mits conditie, dat hy op sijn predickstoel, ootmoedelijck voor sijn Gemeynte in Christo, sijn schuldt [blz. 67] soude bekennen, ende haer hert-grondelijck om vergiffenisse bidden; ’t welck hy oock onderdanichlijck ghedaen heeft. Daer en is nietsch machtiger als een gierich mensch: want desen heeft oock sijn ziele te koop. Eccl. 10 vers 9 en 10. [Het apocrieve boek Jezus Sirach (Ecclesiasticus) 10: 9 en 10 “Daar is voorwaar niets onrechtvaardiger dan een geldgierige. Want deze biede ook zijn eigen ziel te koop (…)”.] Uit: Nieuwe legenden Van verscheyde nieuwe leeraers van desen nieuwen tijdt, beginnende van Marten Luther: Dat is: Van ’t Jaer ons Heeren 1517 tot het Jaer 1648. Door G. ende C. Waer-minnaers, en Leugen-haters, Gent (Baudewyn vanden Berch) 1648, pp. 66-67. Van dit werk werd ook in Antwerpen, vermoedelijk in hetzelfde jaar 1648, een editie gedrukt.