Na Hannover komt Hansken in Hildesheim. De arts en eerste stadsarchivaris Conrad Jordan (1591-1649) houdt een stadskroniek bij gedurende de dertigjarige oorlog. Op 18 augustus 1649 ziet hij Hansken en in zijn “Acta bellorum Hildesiensium” beschrijft hij de olifant. Hieruit blijkt hoezeer hij in dit dier en haar afmetingen geïnteresseerd is (1). De afmetingen die hij noteerde, zijn waarschijnlijk niet ontleend aan een houtsnede waarmee reclame werd gemaakt (2). Na Hildesheim gaat Hansken op weg naar Wernigerode.
1) 18 [August 1649] Den Elephanten besichtiget, erat 18 annorum femina, in anterioribus pedibus singulis quatuor digitos parallelos á se invicem distinctos habebat, posteriores non itidem, illi enim rotundi erant, praesertim solea inversae, quae supe[re]minebant pedes, duas papillas prioris pedis sub pectore habebat conspicuas quidem non tamen longas, priores pedes longitudine posteriores superabant, cutis rugosa circa aures externas pilus rarior, 9 pedes p[rae]ter propter altus 4 ulnas latus.
Cauda oben 1 ½ viertel dicke, 2 Ellen und ¼ lang, 7 ellen unnd 1 viertel ist er dicke, 6 Ellen lang, 2 Ellen unnd ¼ oben ist der Rüssel dicke, 3 ellen unnd ½ viertel lang. 2 Ellen ist der Fuess dick, 2 Ellen der Fuess hoch, 4 Ellen unnd ¼ ist er hoch von der Erden bis an den Leib.
Vertaling:
18 [augustus 1649]. De olifant bezichtigd. Het was een vrouwtje van 18 jaar. Aan haar voorpoten had zij vier onderling onderscheiden evenwijdige tenen. Haar achterpoten waren anders, namelijk rond. En, wat bijzonder opviel, vergroeide voetzolen, die tot boven de poten uitstaken. Ze had twee tepels onder haar borst, niet lang, maar toch goed zichtbaar. Die voorpoten overtroffen de achterpoten in lengte. Ze had een gerimpelde huid, aan de buitenkant van haar oren wat haar. Ze was om en nabij 9 voet hoog en vier el breed.
De staart [heeft] boven een omvang van anderhalf kwart, [en is] 2 el en een kwart lang. [De olifant heeft een] omvang van 7 el en een kwart. De lengte is 6 el. De slurf [heeft] aan de bovenkant een omvang van 2 el en een kwart, de lengte is 3 el en een half. De voet heeft een omvang van 2 el, en is 2 el hoog, vanaf de aarde tot [en met] het lijf is de hoogte 4 el en een kwart.
Uit: Conrad Jordan, Acta bellorum Hildesiensium. Tagebuch des Dr. Conrad Jordan von 1614 bis 1659. Bearbeitet von Hans Schlotter, Hans-Werner Schneider und Heinrich-Jobst Ubbelohde, Gerstenberg 1985, p. 500. Naar het handschrift 179b, blz. 1759-1761, in de Dombibliothek Hildesheim. Met dank aan Jan-Hendrik Hütten (van de Dombibliothek voor de foto’s), Sabine Rahn (voor de verwijzing naar de uitgave) en Peter van der Eerden (voor de vertaling).
2) Heeft Conrad Jordan zelf Hansken gemeten, hoorde hij de maten van de eigenaar of was er al een houtgravure beschikbaar waarmee reclame werd gemaakt? Op de vroegst bekende versie van die bladen staan vele maten zijn aangegeven. Dit blad vermeldt ook het wegen van Hansken in Dresden, en dat was begin 1650, dat wil zeggen ná het verblijf in Hildesheim. De opgaven van Jordan komen ook niet overeen met die op deze gravure, waarvan het hier afgebeelde exemplaar in het British Museum bewaard wordt. Het lijkt erop dat de eigenaar de maten van de olifant vertelde aan zijn publiek, als onderdeel van de voorstelling, en later bedacht om een gravure te maken waarop ze vermeld worden. Overigens vergist Jordan zich in het aantal tenen; een olifant heeft er niet vier, maar vijf.
Omvang staart aan de bovenkant: blad, 1 el, 2 Zoll (Jordan: 1,5 el)
Lengte staart: blad, 2 el, 1 Zoll (Jordan: 2 ¼ el)
Omvang olifant: blad, 8,5 el en 2 Zoll (Jordan: 7 ¼ el)
Lengte olifant: blad, 5,5 el (Jordan: 6 el)
Omvang slurf aan de bovenkant: blad, 2 el (Jordan: 2 ¼ el)
Lengte slurf: blad, 2 el, 1 Zoll (Jordan: 3,5 el)
Omvang voet: blad, 2,5 el (Jordan: 2 el)
Hoogte voet: blad, geen opgave (Jordan: 2 el)
De hoogte: blad, 4,5 el (Jordan: 4 ¼ el).