Het Thier-Buch van de Duitse wetenschapper Johann Joachim Becher (1635-1682) is het eerste deel van diens vierdelige Parnassus Medicinnalis Illustratus, verschenen in Ulm in 1662 en 1663. Het werk behandelt allerhande geneeskrachtige zaken. In het dierboek is dat voor de olifant de heilzame werking van slagtanden. In zijn commentaar schrijft Becher dat hij een grote slagtand in Wenen heeft gezien. Bekend is dat Becher in 1655 en 1657 in Wenen is geweest. Dan vervolgt hij met de opmerking dat hij in Bremen een levende olifant heeft gezien (1). Van Becher is ook bekend dat hij in zijn jeugd met zijn familie veel gereisd heeft in de jaren 1648-1655. Er bestaat een sterke aanwijzing dat hij ook Bremen heeft aangedaan (2). Geredeneerd vanuit de tocht die Hansken heeft gemaakt, kan een verblijf in Bremen alleen tussen oktober 1648 en juli 1649 hebben plaatsgevonden. De opmerking van Becher kan geen betrekking hebben op het verblijf van Hansken in Bremen in 1640. Toen was Becher 5 jaar oud en woonde hij in zijn geboortestad Spyer.
1) “[…] so habe ich auch zu Bremen einen lebendigen Elephanten gesehen, welcher seine Knye gebogen, also falsch ist, was von den Elephanten fangen mit dem Baum abfegen gefabuliert wird.” Uit: J.J. Becher, ‘Parnassus medicinalis illustratus: oder Ein neues und dergestalt vormahln noch nie gesehenes Thier- Kräuter- und Berg-Buch (…)’, Vol. 1 (Zoologia/Thier-Buch), Ulm 1662/1663, p. 53.
2) P.H. Smith, The Business of Alchemy: Science and Culture in the Holy Roman Empire, Princeton 1994, p. 51 (“It appears that Becher and his family stopped in Bremen, Hamburg, Danzig, Stockholm, and Lübeck, before finally coming to rest in Breslau, for on a list of what seem to be his mother’s effects at her death are included attestata honoris from these cities – testimonials to her upright standing as part of a Bürger family.”)