Hansken heeft niet één, maar ten minste zes eigenaren gehad.
De eerste eigenaar moet iemand op Ceylon (Sri Lanka) zijn geweest. Over hem is helemaal niets bekend. Mogelijk was Hansken een geschenk van de koning van Kandy aan de Hollanders in Batavia. De eerste bij naam bekende eigenaar is stadhouder Frederik Hendrik die de Gouverneur Generaal in Batavia had gevraagd om voor hem een olifant naar Holland te sturen. De olifant staat een paar jaar in de stallen van de prins in Rijswijk en dan schenkt Frederik Hendrik de olifant aan zijn achterneef Johan Maurits van Nassau. Deze verkoopt in 1636 de olifant aan iemand die het dier voor geld liet zien en er mee rondtrok, maar over wie niets naders bekend is. Deze man heeft de olifant weer doorverkocht, met flinke winst, aan de vijfde eigenaar. Dat was Cornelis Jacobs van Groenevelt. De laatste eigenaar is Ferdinand II, groothertog van Toscane. Hij kocht de dode olifant van Van Groenevelt voor zijn verzameling.
Over de eigenaar die circa twintig jaar met de olifant door Europa getoerd heeft, is het volgende bekend. In Groningen krijgt in november 1640 “Cornelis Jacobs van Groenevelt” toestemming om een binnenplaats enkele dagen te gebruiken om Hansken te vertonen. Hij zou ritmeester geweest zijn in het leger en gehuwd met een beeldschone vrouw, aldus een document uit Regensburg. De naam Cornelis van Groenevelt duikt af en toe op in de documenten, zoals in Gent, (“Cornelis van Groenevelt”), Halle/Leipzig (“Cornelis van Groenevelt”), Wenen (“Cornelio Graveveldt”), Sankt Gallen (“Cornelius van Grönenfeld”), Regensburg (“Cornelio von Grienßfelt”) en Florence. In dit laatste document heet de eigenaar van de inmiddels dode olifant “signor capitano Cornelio Vangroentpelt”. Ook in dit geval werd de naam fonetische weergegeven.
De stad Den Bosch betaalde “aenden meester vanden Olifant” en de Latijnse school in Mol “aenden meester”. Hij gaf zich in Görlitz en Regensburg uit als ritmeester. Een ritmeester is een kapitein van de ruiterij of cavalerie. In dit laatste staat dat hij in het leger gediend had, dat moet het Staatse leger zijn geweest onder leiding van stadhouder Frederik Hendrik in de strijd tegen de Spanjaarden. Allicht was hij een pikeur en ervaren in het trainen van paarden en was de stap om een olifant kunstjes aan te leren niet zo groot. De eigenaar had in 1636 of 1637 de olifant gekocht voor 20.000 gulden, een bedrag dat vaker genoemd wordt. Hij sloeg in 1646 in Münster een aanbod af om het dier te verkopen voor 30.000 pond. Waarschijnlijk was hij klein van stuk. Hij wordt in 1638 in Hamburg namelijk beschreven als een klein, onbeduidend (winzig) mannetje. Maar wie was niet klein vergeleken bij zo’n groot beest?